De Boheemse Toren

De Boheemse Toren (toegang verboden om veiligheidsredenen) ontleent zijn naam aan de titel van koning van Bohemen die rond het midden van de 14e eeuw werd bekleed door Jan de Blinde. Deze laatste was destijds een van de meesters van Poilvache, voordat het fort werd verkocht aan Marie d’Artois, gravin van Namen.

Oorspronkelijk, aan het begin van de 13e eeuw, bestond het « kasteel »-gedeelte van de site alleen uit een vierhoekige omheining zonder torens. Deze bijzonderheid wordt misschien verklaard door de politieke context van die tijd (de noodzaak om Poilvache zeer snel te bouwen) en de hoge kosten die de bouw van torens met zich mee zou hebben gebracht. De afwezigheid daarvan vormde in ieder geval een groot gebrek in de verdediging van het fort en dit probleem werd zeker duidelijk tijdens de aanval van 1238, die gelukkig zonder succes werd uitgevoerd door de troepen van de Prins-bisschop van Luik.

Het was zeker na 1238 dat de verdediging van de site werd verbeterd, met name door het optrekken van vier torens aan de oost- en noordflank van het kasteel. Gezien deze constructies was het eerst nodig om de oostelijke hoeken van de vliesgevel af te breken, een opening aan de noordzijde te boren en de muur in het midden van de oostzijde gedeeltelijk waterpas te maken. Het was deze laatste interventie die de bouw van de Boheemse Toren mogelijk maakte, hoewel deze in twee delen werd uitgevoerd. Het enige dat vandaag de dag overblijft, is het gebied aan de westkant, terwijl het oostelijke deel in de greppel is ingestort.